Het Kloosterjaar: religieus leven als seculier ideaal

23 April, 2021

Wouter Kock

Afbeelding 1: de Sint-Paulusabdij in Oosterhout. Foto door de auteur.

Het katholieke kloosterleven staat de laatste jaren flink in de publieke belangstelling. Enerzijds als erfgoed, daar bijvoorbeeld lokale overheden en verscheidene erfgoedstichtingen zich inzetten voor het behoud van kloostergebouwen. Anderzijds doordat de spiritualiteit van kloosterlingen uit heden en verleden in toenemende mate ook buiten de katholieke en zelfs christelijke context tot de verbeelding spreekt.

De verkondiging van het jaar 2021 als het Kloosterjaar door de provincie Noord-Brabant geldt hierbij misschien wel als een voorlopig hoogtepunt. Tezamen met vier jubilerende kloostergemeenschappen heeft de provincie tal van initiatieven opgezet die het jaar vorm zullen geven: een 300 kilometerlang ‘kloosterpad’ langs Brabantse kloosters; tal van (online) evenementen en festiviteiten; een handvol boekpublicaties; retraites voor kunstenaars en een honderdtal Brabanders; en, niet onbelangrijk, de verkoop en aanprijzing van kloosterproducten. Middels dit jaar hoopt de provincie ‘Brabanders bewust te maken van de impact van het kloosterleven op de Brabantse maatschappij’. [1] Het is echter niet enkel het historische belang van Brabantse kloosters waarbij stilgestaan wordt. In de openingsceremonie van het Kloosterjaar bijvoorbeeld, waar ook koning Willem Alexander zijn opwachting maakte, werd juist ook de hedendaagse waarde van deze geschiedenis en van de levende kloostergemeenschappen omarmd. Niet op de laatste plaats door de vier oversten van de jubilerende gemeenschappen zelf. Daarmee is dit kloosterjaar een samen optrekken van religie en erfgoed; het is de viering van het katholieke kloosterleven. Toch zal ik in dit stuk laten zien dat er in die nadruk op het hedendaagse en het toekomstige belang van kloosters een wederzijdse ongemakkelijkheid te ontwaren is. Voor de betrokken erfgoedgroepen schuilt dit voornamelijk in het religieuze aspect van het kloosterleven, terwijl voor de religieuzen de bestempeling als (levend) erfgoed soms moeilijk te verteren is.

Afbeelding 2: Poster ‘Brabants Kloosterleven’ via Brabantskloosterleven.nl.

‘Wij zijn geen museumstukken’

Wat betreft dat laatste laat de overste van de zusters Clarissen van Megen, een van de jubilerende gemeenschappen, er geen gras over groeien. Zo maakte zij tijdens de openingsceremonie stellig duidelijk dat zij en haar medekloosterlingen ‘geen museumstukken’ zijn. Deze uitspraak is veelzeggend: het is misschien niet zo gek dat verlaten kloosters als museumstukken worden benaderd, maar hier zegt de overste eigenlijk dat deze musealisering ook het levende kloosterleven niet ongemoeid laat. In meer concrete zin lijkt zij hier te bedoelen dat kloosterlingen, net als het klooster, vaak worden gezien als een overblijfsel van het verleden en dat daarmee voorbij wordt gegaan aan hun hedendaagse betekenis. Terwijl zij leven in het ‘nu’ en bewust gekozen hebben voor een leven waarin het evangelie en gebed centraal staan. Niet alleen voor henzelf, zo stelt de overste, maar juist ook voor anderen die bijvoorbeeld als kloostergast met de zusters mee kunnen leven. De moderne samenleving biedt daarbij ook mogelijkheden daar de zusters nu hun leven kunnen uitdragen ‘op de sociale media om zo in deze seculiere tijd de transcendentie van de mens hoog te houden’.[2] De Clarissen hebben bovendien hun pijlen gezet op de zorg voor Gods Schepping. Daarin schuilt een duidelijk aanknopingspunt met het hedendaagse belang dat wordt gehecht aan duurzaamheid. Om de presentator van de ceremonie, schrijver Oscar Kocken, maar eens uitgebreid te citeren:

“Ook nu wordt stil gestaan bij de betrekkelijke waarde van bezit en consumptie. Vanouds een kenmerk van het kloosterleven. Een deeleconomie lijkt zich te ontwikkelen. Er wordt opnieuw nagedacht over aardse grondstoffen en hoe men de wereld wil achterlaten voor toekomstige generaties. (…) En om in een chaotische haastige tijd een stap terug kunnen doen om in alle rust het leven te overzien. Maar hoe doen we dat? Misschien valt er nog wat te leren van de kloosterlingen en hun geschiedenis” [3]

Het kloosterleven als leer- en inspiratiebron voor de hedendaagse wereld dus. Andersom geldt dit tot op zekere hoogte ook: het belang van duurzaamheid beweegt de kloosterlingen om aansluiting te vinden bij hun ‘seculiere’ omgeving en bijvoorbeeld zelfgeproduceerde duurzame producten te verkopen. In zekere zin maakt dit het Brabants Kloosterjaar tot een voorbeeld van een succesvolle religieuze dialoog, waarbij verschillende groepen (grofweg gezegd seculiere erfgoed lieden enerzijds en christelijke religieuzen anderzijds) zich op bepaalde thematiek verbonden weten, terwijl de verschillen naar de achtergrond verdwijnen. Zo bezien zijn het streven naar een duurzamere wereld en zorg voor de Schepping als twee zijdes van dezelfde medaille. Toch is hier terughoudendheid geboden. Tuurlijk, verduurzaming en duurzaamheid worden expliciet uitgedragen door de religieuzen en zij plaatsen zichzelf daarmee in een breed gedragen ideaal. Tegelijkertijd maakt de uitspraak ‘wij zijn geen museumstukken’ duidelijk dat de religieuzen niet gereduceerd willen worden tot enkel de (historische) belichaming van een hedendaags ideaal, maar dat hun bestaan én dagelijks leven vooral draait om, inderdaad, het evangelie en de Schepping. Dit is wat religieuzen tot religieuzen maakt. Het is soms de vraag of en hoe dat daadwerkelijk ingang vindt buiten een kloosterlijke context. Daar ligt wellicht een toekomstige uitdaging voor de erfgoed sector: wat te doen met het eigenlijke religieuze aspect van religieus erfgoed?

Contemplatie: een weg naar binnen of een weg naar God?      
Hierbij moet wel toegegeven worden dat er wat dit betreft toch ook interessante ontwikkelingen waar te nemen zijn met betrekking tot de vererfgoedisering van het kloosterleven. Een sprekend voorbeeld zijn de woorden die koning Willem Alexander sprak tijdens de openingsceremonie van het Brabantse Kloosterjaar: ‘In onze tijd zien we dat de behoefte aan plekken van reflectie en bezinning groeit. Kloosters voorzien in die diep menselijke behoefte. Kloosters zijn dus niet alleen een levende verbinding met het verleden, maar helpen de moderne mens ook zijn weg naar de toekomst te vinden.’[4] Deze visie staat niet op zichzelf. Zo heb ik bijvoorbeeld in mijn scriptieonderzoek naar een kloosterenclave genaamd de Heilige Driehoek in het Brabantse Oosterhout laten zien dat woorden als reflectie, bezinning, rust en stilte vaak met dit soort plekken worden geassocieerd. In het geval van levende kloosters wordt de combinatie van de (historische) esthetiek van de kloostergebouwen en -landgoederen, de aanwezigheid van kloosterlingen en het spiritueel-religieuze ideaal dat zij belichamen, gezien als een zeker spiritueel potentieel wat door bezoekers en voorbijgangers ervaren kan worden. De ‘contemplatieve atmosfeer’ van het kloosterleven is daarmee toegankelijk voor leken. Althans, die potentie wordt er gretig aan toegeschreven – niet op de laatste plaats in de media en door erfgoedinstanties.      

In mijn gesprekken met enkele kloosterlingen werd duidelijk dat zij er blij mee zijn dat zij zo van waarde kunnen zijn voor de wereld om hen heen. Tegelijkertijd bespeurde ik soms een zekere, vaak expliciete, ongemakkelijkheid. Er vind hier, zoals ik dat genoemd heb, een loss in translation plaats: bepaalde facetten van het kloosterleven worden uitvergroot en vertaald naar het heden – autarkie wordt duurzaamheid – maar andere zaken worden eenvoudigweg weggelaten. Niet zo gek natuurlijk, gezien het feit dat het moeilijk is om in een ontkerkelijkte samenleving een breed publiek te trekken met een expliciet christelijk verhaal. Vertaling is daarom nodig, ook voor de kloosterlingen, daar zij niet los staan van de maatschappij en de hulp van overheden en erfgoedinstanties goed kunnen gebruiken. Anderzijds wordt juist het weglaten van dit expliciet christelijke narratief – wat tot op heden nog steeds de kern vormt van het kloosterleven – in publieke vertellingen door de kloosterlingen ervaren als het verlies van iets zeer wezenlijks. Het creëren van een plaats van rust en contemplatie waarin verkeerd kan worden is niet het einddoel. Voor de meeste kloosters die heden ten dage nog overeind staan en die veelal toebehoren aan gemeenschappen die vanouds een teruggetrokken en contemplatief leven leiden, zijn contemplatie, rust en stilte voorwaarden voor een leven waarin gemeenschap en gebed vorm kunnen krijgen.

Religie als erfgoed

Gevraagd naar de hedendaagse betekenis van een religieuze traditie in afbouw tijdens de openingsceremonie van het Kloosterjaar, antwoordde de overste van de franciscanessen van Mariadal en voorzitter van Stichting Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven enigszins cryptisch: ‘Het gaat toch om de authentieke waarden van een kloosterling. En dat zijn gebed en inkeer. Dat is gemeenschapsleven.’[5] De bepaling wat deze waarden nu precies zijn, daar krijgen de religieuzen de ruimte voor tijdens het Kloosterjaar. De andere groepen die hier bij betrokken zijn, proberen op hun beurt hierbij aansluiting te vinden: kloosterlijke ascese en zelfvoorziening worden bezien in het licht van een duurzaamheidsideaal, terwijl gebed en inkeer met het oog op de Ander als inspiratiebron voor individuele bezinning en stilte worden beschouwd. Deze dynamiek geeft het hedendaagse kloosterleven nieuw elan, maar zorgt dus ook voor een zeker ongemak en leidt soms tot frustraties. Het Kloosterjaar is daarmee ontegenzeggelijk een samen optrekken van religie en erfgoed, maar maakt tevens een moeizame dialoog tussen deze twee categorieën zichtbaar. De kloosterlingen waken daarin over het eigene, want bij de verwording van hun traditie tot erfgoed vindt een loss in translation plaats; een seculiere interpretatie van hun religieuze verhaal.

Bio

Wouter Kock heeft recentelijk de Research Master Religious Studies aan de Universiteit Utrecht afgerond. In zijn masterscriptie getiteld ‘Loss in translation. The heritagization of Catholic monasteries’ heeft hij onderzoek gedaan naar de ‘vererfgoedisering’ van katholieke kloosters. Een thema dat hij in de toekomst verder hoopt uit te diepen.


Referenties

[1] https://brabantskloosterleven.nl.

[2] Abdis Clarissen tijdens openingsceremonie Kloosterjaar, vanaf minuut 17:42. Terug te zien op de website van Brabants Kloosterleven.

[3] Oscar Kocken tijdens openingsceremonie Kloosterjaar, vanaf minuut 13:59.

[4] Koning Willem Alexander tijdens openingsceremonie Kloosterjaar, vanaf minuut 44:23.

[5] Zr. Margriet van der Vliet tijdens openingsceremonie Kloosterjaar, vanaf minuut 37:42.