Op 3 maart 2024 gaf Birgit Meyer een korte lezing in de Balie over het offer. Haar lezing was onderdeel van het programma “Tijd om offers te brengen…” dat werd georganiseerd door theatergezelschap de Warme Winkel en muzikanten van Touki Delphine (https://debalie.nl/programma/tijd-om-offers-te-brengen-03-03-2024/).
Deze publieksbijeenkomst stond in het teken van de voorbereiding van de voorstelling Het Zomeroffer, die tussen 25 juni en 10 augustus in het Amsterdamse Bostheater zal worden opgevoerd. Elke voorstelling zal in het teken staan van het offeren van de auto van iemand uit het publiek. Inmiddels is meer informatie hierover bekend: https://dewarmewinkel.nl/voorstellingen/het-zomeroffer/ .
Hieronder staat de lezing van Birgit Meyer, zoals zij die in de Balie heeft gegeven. Over het idee van het offer is er nog veel te doen. Het is zeker een “religious matter” bij uitstek.
Het offer in een religieuze én seculiere context
Birgit Meyer
Tijd om offers te brengen – dit is het titel van deze middag. De theatermakers en muzikanten van de warme winkel willen zich samen met de sprekers en het publiek verdiepen in de “waarde van het offer”. Boeiend – ik draag er graag aan bij.
Als religiewetenschapper en antropoloog vind ik de huidige belangstelling voor het offer en de roep om offers te brengen best opmerkelijk. Het offer is een oeroude religieuze praktijk. Wat zou de betekenis en waarde ervan zijn in onze huidige ontkerkelijkte samenleving, waarin zo veel mensen niet meer aan religie doen? Een te grote vraag om alleen te beantwoorden, maar het stellen op zich is, denk ik, al best verhelderend.
In mijn presentatie hier wil ik uitleggen wat een offer in een religieuze context behelst en vervolgens ingaan op het gebruik van het begrip offer in een seculiere context.
Ik doe dat in vier stappen.
Religie
Mensen worden geboren, leven en overlijden – een biologisch proces. De zoektocht naar betekenisgeving die deze biologische dimensie overstijgt brengt ons op het terrein van de religie. Het begrijp religie verwijst naar voorstellingen en praktijken van mensen met betrekking tot een andere, niet direct tastbare, verbeeldde werkelijkheid. Religie gaat over het leggen van een verbinding tussen de sfeer van het gewone, profane en die van het sacrale, tussen het hier en nu én het transcendente, tussen mensen en God of Goden. In die zin kan men religie beschouwen als een bemiddelingspraktijk die deze sferen op elkaar betrekt en op deze manier mensen voorziet van een betekenis die het alledaagse overstijgt. Een ander woord voor bemiddelingspraktijk is “ritueel”. Handelingen die volgens een min of meer vast, en wederkerend patroon worden uitgevoerd zijn rituelen. Religieuze rituelen hebben een specifieke vorm die correct moet worden uitgevoerd om effectief ze zijn. Zij brengen voor degenen die erin participeren een verbinding tussen het profane en sacrale tot stand. Het offer is een specifiek en bijzonder boeiend type ritueel, en daarmee zijn we bij de tweede stap.
Offer
Over het offer is, net als over de begrippen religie en ritueel, heel veel geschreven. Zowel vanuit een theologisch oogpunt als ook vanuit een buitenperspectief, zoals ik dat als antropologe en religiewetenschapster heb. Het offer is een groot thema in de religiewetenschap en antropologie, en er zijn allerlei theorieën en discussies over die theorieën – te veel om hier op te sommen. Als jonge Franse sociologen ontwikkelden Henri Hubert en Marcel Mauss in 1898 een baanbrekende theorie die erop doelde het onderliggende schema waarop de uitvoering van offers in allerlei samenlevingen in verleden en heden berust bloot te leggen. Hun Essai sur la nature et la function du sacrifice (https://anthropomada.com/bibliotheque/HUBERTetMAUSS-1.pdf ) werd pas in 1964 naar het Engels vertaald (https://press.uchicago.edu/ucp/books/book/chicago/S/bo26504625.html ) en heeft wetenschappers sindsdien beziggehouden.
In een notendop komt hun theorie op het volgende neer: Bij de analyse van een offer moet men de volgende drie onderdelen onderscheiden: degene die het offer uitvoert (bv een priester), degenen die er baat bij hebben, en het slachtoffer zelf – een mens, dier, plant of ding. Tijdens het offer vindt er een beweging plaats van de profane naar de sacrale sfeer.
Hubert en Mauss stellen dat het offer allerlei uiteenlopende verschijningsvormen heeft, maar toch gebaseerd is op een onderliggende structuur:
Het slachtoffer, dat tijdens het ritueel wordt vernietigd, brengt voor alle bij het offer betrokken partijen de communicatie tussen de profane en sacrale wereld tot stand. Deze procedure doorloopt een aantal stappen: Het slachtoffer wordt door uitgebreide riten gewijd, en daarmee van zijn profane status ontdaan en gesacraliseerd, alvorens te worden vernietigd: het moment supreme waar het profane overgaat in het sakrale. Door deze wijding worden ook de priester en degenen voor wie het offer wordt uitgevoerd gesacraliseerd. De beoogde uitkomst van het offer voor hen is het verdrijven van het kwaad, het verlies van zonde, het voortbestaan van het leven. Na de vernietiging van het slachtoffer doorlopen zij enkele rites om terug te keren naar de profane wereld van het normale.
Het offer fungeert dus als een soort contactmedium tussen mensen en goden dat in het proces met geweld vernietigd moet worden. Jojada Verrips heeft het verloop van het offer in dit schema in kaart gebracht:
In mijn werk als antropoloog in Ghana heb ik allerlei traditionele offerrituelen bij de Ewe bijgewoond, waarin ik het door Hubert en Mauss geschetste schema herken. Door het offeren van een kip, lam, geit, hond of kat wordt de symbolische vervuiling die mensen door bijvoorbeeld het breken van een taboe hebben opgelopen geannuleerd opdat zij verder kunnen met hun leven.
Ook op collectief niveau worden offers gebracht om de samenleving ritueel te reinigen van alle misstappen die haar leden hebben gedaan en de weg te openen naar voorspoed, en, bijvoorbeeld een goede oogst. Het christendom heeft een ingewikkelde relatie tot het offer, en missie en zending hebben het offer als heidens bestempeld. Toch vinden we in de christelijke traditie sporen van het offer, zij het in een gewijzigde vorm.
Jezus, als lam Gods, is het offer dat God heeft gebracht om de mensen te verlossen, en in het avondmaal wordt dit offer herdacht en opnieuw geënsceneerd, maar het brengen van offers aan de christelijke God mag niet. In het navolgen van Jezus zit wel een oproep tot zelfopoffering en zelfs het martelaarschap. Het offer gaat altijd gepaard met geweld en vernietiging, waardoor een sacrale status wordt bereikt.
Waar blijft het offer als religie verdwijnt?
Het offer verdwijnt niet als mensen zich in moderne samenlevingen losmaken van religie. Natiestaten maken zich het offer vertoog gretig eigen. In de Eerste Wereldoorlog werd de bereidheid om het eigen leven te geven voor het vaderland gestileerd als zelfopoffering, en gedode soldaten werden als helden herdacht. Door hun dood op het slagveld werden zij, geheel in lijn met het offer-schema van Hubert en Mauss, gesacraliseerd en werd het idee van de natie verheven. De nationaalsocialisten vroegen niet alleen de bereidheid van hun aanhangers om zichzelf of hun kinderen op te offeren in de oorlog, maar markeerden joden als zondebok die vernietigd moesten worden om het heil te bereiken. Een vreselijke uitwerking van het offer-schema in een moderne context, waarin holle mystiek en technisch vernuft op een lugubere manier samen kwamen.
Tegen die achtergrond ben ik nogal huiverig als ik de term offer zo her en der zie opduiken. Offer betekent in de seculiere zin de bereidheid van mensen om zich op te offeren voor een hoger doel, zij het voor de natie of voor het gezin. Eigen belangen moeten worden weggestreept. Het punt is dat de noodzaak voor het brengen van een offer in dit soort contexten van buiten wordt opgelegd, en in de naam van een groter idee – de natie, het gezin en conservatie waarden – wordt geëist. Zelfopoffering behelst dan wel een zelf-sacralisering, maar de prijs voor deze verheffing is het zich schikken in een bepaalde orde, en dat kan voor een individu destructief zijn.
Sinds de jaren 60 zijn we in een proces van individualisering en emancipatie uit deze logica gestapt. Tegelijkertijd leven we in een systeem waarin het begrip offer veelvuldig voorkomt. De term offer wordt niet alleen gebruikt in een religieuze context, maar heeft ingang gevonden in ons alledaags taalgebruik. In de omschrijvingen van offer, slachtoffer en opofferen in de Van Dale komen beide betekenislagen – religieus en werelds – naar voren.
Zo betekent offer niet alleen een gave die wordt toegewijd aan een god, maar ook het afstaan van iets dierbaars. En de betekenis van slachtoffer is niet meer alleen die van het offerdier in een religieuze context, maar ook die van een persoon die buiten zijn schuld om lichamelijke, financiële en geestelijke schade lijdt.
We staan doorgaans niet stil bij de oude religieuze betekenislaag van het begrip offer als we het hebben over verkeersslachtoffers of slachtoffers van de toeslagenaffaire.
Het voortbestaan van deze begrippen in onze moderne samenleving bepaalt ons, op de keper beschouwd, bij de potentieel destructieve werking van een moderne bureaucratie, geschoeid op een neoliberale lijst, of een opvatting van het autoverkeer als een moderne versie van een jungle waarin gewoonweg slachtoffers kunnen vallen. Je zou kunnen zeggen dat het gebruik van deze termen wijst op de destructie die is ingebouwd in het huidige, modern-kapitalistische systeem. Een destructie die ook betrekking heeft op de manier waarop we omgaan met de aarde zelf. De aarde is het slachtoffer van de manier waarop moderne economieën werken, maar vormt tegelijkertijd de noodzakelijk basis voor het voortbestaan van de mens – een ongenadige spanning.
Wat is “de waarde van het offer” met betrekking tot het werk dat nodig is voor het behoud van de aarde?
De vraag of en in hoeverre mensen in Nederland bereid zijn om offers te brengen, bijvoorbeeld met betrekking tot de oorlog in Oekraïne, en daarmee samenhangend de energiecrisis en het klimaat, wordt heel vaak gesteld. We horen alom over de noodzaak om zelf een offer te brengen, dan wel het offer dat anderen brengen – zoals Navalny – te eren en in actie te komen. Toch heb ik de indruk dat het vertoog van het offer niet al te veel teweegbrengt. Wellicht is dat zo omdat er – m.i. terecht – veel kritiek is geformuleerd op de manier waarop het offervertoog is verbonden geraakt met nationalistische ideologieën: zelfopoffering voor een groter doel, met in ruil daarvoor de blijdschap het eigen leven in dienst te stellen van een hoger – gesacraliseerd – belang. Persoonlijk ben ik m.b.t. het oprakelen van het offervertoog ten bate van het behoud van de aarde door de klimaatbeweging in dubio.
Ik deel, uiteraard, het inzicht dat urgent actie vereist is. Tegelijkertijd vraag ik me af of de soms apocalyptische toonzetting en het mobiliseren van de noodzaak tot het brengen van offers niet een verkeerde richting inslaat. Zou het dan echt zo zijn dat men alleen door het oproepen van religieuze schema’s en existentiële thema’s mensen kan mobiliseren om minder of anders te consumeren? Moet het afzien van een bepaalde vorm van consumptie en genot zo nodig worden gesacraliseerd? Loert hier niet het gevaar van marginalisering van de juist nu hoognodige kritische rede en analyse van de crisis waarin we verkeren? Als onderzoeker van religie heb ik zelf niet veel op met het omarmen van een in origine religieus fenomeen als het offer als een performatief model voor actie. Wellicht ligt de waarde van het oprakelen van het offer-begrip meer in de kritische analyse van de manier waarop het kapitalistische systeem slachtoffers maakt, dan in het toe-eigenen van het offer-vertoog voor ons eigen zelfbegrip en handelen.