Religieuze bijeenkomsten in Coronatijd: discours rond een uitzonderingsregel

17 May, 2020

Tim Bouwhuis

De vraag naar ‘religie’ in tijden van Corona vestigt de aandacht in veel gevallen op de responsieve houding van religieuze instituties, gemeenschappen en actoren. Nu overheden en invloedrijke instanties al maanden het politieke, medische en juridische voortouw in crisisbeleid nemen, heeft de aloude discursieve spanning tussen wetenschap en religie in particuliere contexten nieuw gewicht gekregen. Religieuze bijeenkomsten mogen in tal van landen immers op politieke en medische grond niet of alleen in beperkte opzet plaatsvinden. Het zou enerzijds verraderlijk simplistisch zijn om te stellen dat de globale nadruk op medische wetenschap en seculier staatsbeleid religieuze actoren wereldwijd voor de enkele keuze tussen ‘assimilatie’ en ‘verzet’ heeft gesteld. In tal van gevallen is er in beginsel al geen sprake van een conflict, en bemiddelen deze actoren juist het voorgeschreven staatsbeleid, zonder zich in hun eigen overtuigingen bedreigd te voelen. Anderzijds is het wel degelijk zo dat de Coronacrisis de grenzen van religieus gemotiveerd (sociaal-maatschappelijk) gedrag op eerder onvoorziene wijze op scherp heeft gezet. In dit artikel licht ik deze observatie verder toe, waarbij ik me concentreer op een de aanwezigheid van een gefragmenteerd, maar stellig media-discours rond (de grondwettelijke basis voor) ‘religieuze Corona-bijeenkomsten’ in Nederland.

In haar blog Studying Religion in Times of Corona geeft Birgit Meyer enkele globale voorbeelden van situaties waarin religieuze bijeenkomsten werden veroordeeld omwille van het infectiegevaar. In de meeste landen zien we dat de wens om in welk kader ook samen te komen op sociaal-maatschappelijke kritiek en reactief beleid stuit zodra social distancing-maatregelen niet in acht worden genomen. Het is relatief eenvoudig om contrabeleid te duiden: in principe grijpen autoriteiten in zodra zij bemerken (of erop geattendeerd worden) dat mensen zich niet houden aan de door hen opgelegde regels. In het geval van de sociaal-maatschappelijke kritiek ligt dat complexer, en hiermee kom ik ook op het specifieke gegeven van religieuze bijeenkomsten.

Samenkomen met 30

Deze sociaal-maatschappelijke kritiek wordt op veel plaatsen namelijk ook geuit terwijl landelijk voorgeschreven maatregelen (nog) niet daadwerkelijk overtreden zijn. In Nederland zijn fysieke religieuze bijeenkomsten sinds ongeveer twee maanden nog toegestaan mits alle deelnemers afstand van elkaar houden en een maximum van 30 (vanaf 1 Juli mogelijk 100) deelnemers wordt gehandhaafd. Begin April rapporteerde onder meer het AD (Algemeen Dagblad) in meerdere artikelen dat zogeheten ‘Corona-kerkdiensten’ op felle binnenlandse kritiek konden rekenen. De koppen (Zes kerkgangers in ziekenhuis, maar toch nog zondagsdienst met dertig gelovigenCorona of niet, in deze kerk op Urk komen mensen nog samen) maken hier niet alleen duidelijk wat het centrale verwijt is (weigering van verantwoordelijkheid door het nemen van risico’s), maar impliceren ook een stellingname van het medium in kwestie, aangezien de negatieve associatie tussen de maatregelen en de voortzetting van religieuze bijeenkomsten al doorklinkt vóór kritische respondenten aan het woord zijn gekomen. Een belangrijke factor is hier dat de koppen van beide artikelen los zijn gekozen, en niet verwijzen naar quotes van respondenten (en daarmee dus ook niet tussen aanhalingstekens zijn geplaatst). Deze negatieve associatie is significant. Ze heeft alles van doen met de (in tijden van Corona) in toegenomen mate bekritiseerde rechten die het zesde artikel van de Nederlandse grondwet toekent aan aanhangers van ‘’een godsdienst of levensovertuiging’’. Dit artikel heeft er direct aan ten grondslag gelegen dat minister-president Mark Rutte en minister Ferdinand Grapperhaus (Veiligheid en Justitie) überhaupt een uitzondering voor religieuze bijeenkomsten hebben gemaakt.

Een protestantse kerkdienst in Zeeland in Coronatijd. Foto copyright Omroep Zeeland (idem voor thumbnail blog).

Een dynamische grondwet?

In het artikel ‘’Zes kerkgangers in ziekenhuis’’ (2-4-2020) bekritiseert de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb deze uitzondering: ‘’Het is niet goed en niet verdedigbaar. Het argument van het kabinet dat het om een grondrecht gaat… het is een gezocht argument. Er zijn met een pennenstreek heel veel andere grondrechten afgelopen weken weggestreept.’’ Aboutalebs expliciete aanspraak op het relatieve karakter van de grondwet voegt een nieuwe, cruciale dimensie aan de discussie toe: wat blijft er over van het normatieve, voorschrijvende karakter van een grondwet als de inbegrepen grondrechten in crisistijd schijnbaar probleemloos opzij geschoven kunnen worden? Zoals Aboutaleb aangeeft, is hier los van het beleid rond religieuze bijeenkomsten met de noodverordening van de afgelopen maanden al ruimschoots sprake van geweest. Op 27 April rapporteerde het NRC dat het kabinet werkt aan een spoedwet die het Coronabeleid meer moet formaliseren dan tot dan toe het geval was geweest. Alhoewel artikel 8 van de grondwet stelt dat het recht tot vereniging beperkt kan worden ‘’in het belang van de openbare orde’’, laten de intrede van een noodverordening en daaraan gekoppelde boeteregelingen en veiligheidsregio’s treffend zien hoe (grond)rechten eerder ‘heilig’ gemaakt worden dan dat ze in ontologische zin heilig zijn. Deze rechten zijn niet in steen gehouwen, zoals de tien Woorden[1], maar gebaseerd op politieke en juridische afspraken, en historisch ontwikkeld navenant de graduele (westerse) scheiding van Kerk en Staat[2]. Die scheiding is in Nederland nooit volledig gerealiseerd, getuige de wisselwerking tussen Kroon en uitvoerende macht en de terugkerende discussies over ‘religieuze’ grondrechten (naast artikel 6 ook artikel 23 over onderwijs)[3].

De inperkingen van verenigingsrechten in Coronatijd – van sportclubs tot concertzalen – hebben aangetoond dat artikel 8 danig opgerekt kan worden als er sprake is van een crisissituatie. Door een uitzondering te maken voor religieuze bijeenkomsten, heeft het kabinet de verhouding tussen deze en andere vormen van vereniging (en daarmee tussen artikel 6 en 8 van de grondwet) impliciet in een complexe patstelling gebracht. Zoals ik eerder al aanstipte, is het niet per se (of juist niet) het geval dat de bezoekers van religieuze bijeenkomsten in Nederland zich niet aan de opgelegde beperkingen houden, bijvoorbeeld door meer dan 30 mensen toe te laten. Het gaat er eerder om dat de uitzonderingsregel sceptici in contexten van landelijke media (neem de verslaggeving van het AD) en politiek (zie de reactie van Aboutaleb), alsmede op social media (waar eenieder kan reageren op onder meer mediaverslaggeving van Corona) heeft bewogen om de sociaal-maatschappelijke druk op deelnemers van religieuze bijeenkomsten (en de bewindvoerders die deze bijeenkomsten doorgang laten vinden) danig op te voeren.

Een kerkdienst op Zondag (met Lubach)

Ik beperk me in het restant van dit blog tot één extra voorbeeld van deze sociaal-maatschappelijke druk. De Nederlandse talkshow-host en comedian Arjen Lubach, bekend van zijn populaire televisieshow Zondag met Lubach (waarvan onlangs het elfde seizoen werd afgesloten), toonde in een item van 19 April j.l. een interview met een jongeman die ooggetuige was geweest van een brandstichting bij een mobiele zendmast. De jongeman geeft aan dat hij op het uur van de brand buiten was omdat hij net een kerkdienst had bijgewoond, waarin met dertig man werd gebeden voor de stad Groningen. Dat hij er expliciet aan toevoegt dat deze dertig man ‘’zich netjes aan de regels aan het houden waren’’, maakt duidelijk hoe bewust deze spreker zich is van het feit dat hij niet alleen getuige is van een misdrijf, maar zich voor de camera ook moet verhouden tot een ander discours. Lubach haakt precies op dit laatste discours in, en wel met de volgende woorden:

‘’(…) Wat zeg je nou, dat je nog met dertig man een kerkdienst hebt bijgewoond? Ik weet dat het officieel nog mag, want er is die krankzinnige uitzondering dat bijeenkomsten van religieuze aard nog mogen tot dertig personen, maar dat gebeurt dus ook nog echt? Die kerk zoekt dus gewoon echt de grens van dertig mensen op. Dat is ook zo lullig voor nummer 31 die naar binnen wilde’’.

Zondag met Lubach. Screenshot van YouTube (uitzending 15-3-2020).

Lubach combineert hier zijn kenmerkende satirische aanpak met een serieuze kritiek op de congregaties die ervoor kiezen met ‘zoveel mogelijk’ mensen samen te komen.[4] Een veel uitgebreider onderzoek zou nodig zijn om te bepalen door hoeveel mensen een dergelijke kritiek nu daadwerkelijk gedeeld wordt. Hier en nu volstaat het al wel om te stellen[5] dat religieuze gemeenschappen in Nederland – in de lopende discussies vooral, maar in algemene zin niet noodzakelijk uitsluitend van christelijke identiteit – in veel gevallen te maken krijgen met negatieve beeldvorming als zij er niét voor kiezen fysieke bijeenkomsten op eigen initiatief tot nadere orde te staken.

Religie gaat virtueel

Paasdienst in de Waterstaatskerk te Hengelo, gestreamd op Kerkomroep.nl. Eerder gebruikt in ”Going Online: How Corona Transforms Christian Worship” (Religious Matters, 6-5-2020). Screenshot door Veerle Dijkstra (4-4-2020).

In de praktijk blijkt dat dit in veel gevallen daadwerkelijk al gebeurt, en dat gemeenschappen er bewust voor kiezen alleen via digitale middelen met elkaar in verbinding te blijven. Zoals Veerle Dijkstra onlangs heeft beschreven, geven onder meer protestantse, katholieke en evangelische congregaties via online initiatieven (live-streams, websites en social media-platformen) vorm aan religieuze mediatie (mediation)[6]. Om dit te realiseren komt uit praktische noodzaak een minimale hoeveelheid mensen bijeen, en is geen sprake van een ‘kerkdienst met 30 deelnemers’. De vraag is of het draagvlak voor deze beoogde ‘tijdelijkheid’ overal zal blijven bestaan naarmate de maatregelen langer van kracht zijn, en bijeenkomsten gedurende maanden of zelfs jaren niet meer kunnen plaatsvinden in hun voormalige vorm.

Conclusie

Religieuze gemeenschappen die in een Nederlandse context willen samenkomen, zien zich voorlopig in ieder geval nog gebonden door twee ontwikkelingen. Omdat de beperkingen met betrekking tot religieuze bijeenkomsten zo sterk geënt zijn op aantallen, lijken kleinere religieuze congregaties er in eerste instantie een voordeel op na te houden. Ik heb in dit blog echter ook willen betogen dat de maatschappelijke kritiek op de politieke legitimatie van religieuze bijeenkomsten überhaupt de sociaal-maatschappelijke druk op aspirant-bezoekers heeft doen toenemen.[7] Daarbij is te zien dat de uitzonderingsregel in de praktijk wel degelijk door het kabinet wordt gekaderd met het advies om in principe alleen virtuele diensten te organiseren, en de grenzen niet te veel op te zoeken. Het landelijke draagvlak voor fysieke religieuze bijeenkomsten is op dit moment dus zeer beperkt, zo niet nihil. In lijn met de in dit blog besproken kritiek op de uitzonderingsregel, is de vraag bovendien in welke mate artikel 6 en 23 van de Nederlandse grondwet op termijn verder onder druk zullen komen te staan. De huidige sociaal-maatschappelijke en politieke kritiek op de uitzonderingsregel maken het in ieder geval aannemelijk dat er in de (nabije) toekomst nog meer over deze artikelen gediscussieerd zal worden dan tot nu al gebeurd is.

Met het oog op de mogelijke duur en verdere handhaving van de Corona-maatregelen, in Nederland en daarbuiten, zal de vraag naar de transformatie (in lijn met de titel van Veerle Dijkstra’s stuk) van religieuze samenkomsten – in termen van begrippen als aanbidding en religieuze mediatie – voorlopig niet aan relevantie inboeten. Ook als er een ‘tijd na Corona’ komt, rest de vervolgkwestie in welke mate religieuze gemeenschappen alle virtuele vormen van het Corona-tijdperk op staande voet achter zich zullen laten. Wat dit zal gaan betekenen voor de bezoekers van heden en verleden, en hoe communale en individuele elementen van religieuze beleving zich verder tot elkaar zullen gaan verhouden, kan alleen toekomstig onderzoek uitwijzen.


Tim Bouwhuis (persoonlijke website) is tweedejaars student in de Research Master (RMA) Religious Studies van Universiteit Utrecht. Hij assisteert Birgit Meyer in het NWO-project Religious Matters in an Entangled World en houdt in die hoedanigheid ook deze website bij. Tim heeft een achtergrond in Geschiedenis (Bachelor) en Film en Visuele Cultuur (Master). Onder zijn primaire interesses zijn religie en populaire cultuur, religieuze symboliek, Westerse esoterie, religiekritiek, beeldvorming en representatie, en vraagstukken over het breukvlak van ideologie en seculiere/religieuze identiteitsvorming. Inspiratie vindt hij bijna altijd in films, en verder onder meer in het werk van Christopher Partridge (The Re-Enchantment of the West, twee volumes, 2004-2005) en Charles Taylor (A Secular Age, 2007).  

Met veel dank aan Birgit Meyer voor een kritische lezing van een eerdere versie.

(EN) This blog is a part of ‘Dossier Corona’, introduced by Religious Matters in the spring of 2020.

Referenties

[1] Zie onder meer Ian Hunter, ‘’Sacrilege: From public crime to personal offense’’, in Elizabeth Burns Coleman and Kevin White, eds., Stretching the Sacred: Blasphemy and Sacrilege in a Multicultural Society (Canberra: ANU Press, 2006).

[2] Zie voor relevante literatuur over constituties onder andere (1) Mark F. Grady and Michael T. McGuire, ‘’The Nature of Constitutions’’, Journal of Bioeconomics vol. 1 no. 3 (1999), 227-240, en (2) D.J. Galligan and M. Versteeg, Social and Political Foundations of Constitutions (Cambridge: Cambridge University Press, 2013).

[3] Artikel 23. In Nederland kunnen religieus gefundeerde scholen op dezelfde staatsfinanciering rekenen als openbare scholen, mits het onderwijs voldoet aan de van overheidswege vastgestelde wetsvoorwaarden. Zie hiervoor onder artikel 23 primair punt 6 en 7.

[4] Deze kritiek sluit aan bij Lubachs antireligieuze houding in het algemeen; zie bijvoorbeeld dit artikel van Trouw (Februari 2017) over een debat tussen Lubach en Gert-Jan Segers, lijsttrekker van de ChristenUnie.

[5] Eveneens in lijn met Trouw.nl (2-4-2020).

[6] Zie voor een handzaam denk-en-werkkader rond het gebruik van ‘religieuze mediatie’ (mediation) onder meer (1) Birgit Meyer, ‘’Mediation and immediacy: sensational forms, semiotic ideologies and the question of the medium’’, in A Companion to the Anthropology of Religion, edited by Janice Boddy en Michael Lambek (Hoboken: John Wiley & Sons Inc., 2014), 309-326 (weblink), en (2) Birgit Meyer’s inaugurationele lezing (2012), terug te vinden op deze site (video en pdf hier).

[7] Een relevante vervolgvraag – die in dit blog verder onbesproken is gebleven  –  is in welke mate deze mensen deze druk ook daadwerkelijk ervaren. Zie voor onder meer opiniestukken van christenen in Nederlandse context (met aandacht voor verschillende denominaties) bijvoorbeeld CIP (Christelijk Informatie Platform).